zondag, december 16, 2007

Trap


Ra, ra, wat is dit? Een kar vol oud ijzer? Nee, een kar vol trap. Onze trap, wel te verstaan. Die nog niet helemaal af is...


Kijk, het zit zo. Joop en Sikke maken onze trap. Dat doen ze ergens in een fabriek of loods, met behulp van een ingewikkelde bouwtekening. Die tekening had nog heel wat 'voeten in de aarde' (hoewel er op die hele tekening geen voeten of aarde te zien zijn).

Eerst moest de tekening worden aangepast omdat de trapopgang niet voldeed aan de brandveiligheidseisen: van de brandweer mag de afstand tussen de trapopgang en de voordeur/de hoofdslaapkamer niet meer dan vijftien meter zijn. Ja, je moet het maar weten. Daarna klopte de maatvoering niet, en daarna bleek 'ie niet gedetailleerd genoeg. En dus moest er een nóg een tekening komen.

Gewapend met twee tekeningen in de hand zijn Joop en Sikke aan de slag gegaan. Na een tijdje lassen, slijpen, rekenen en nadenken waren de broers afgelopen zaterdag klaar om de trap te komen passen. Alsof het een bruidsjurk is: even kijken of alles past, of het huis niet dikker dan wel dunner is geworden. Dat soort dingen.

En dus kwamen ze met een kar vol genummerd staal aanrijden. Ze stalden alle onderdelen uit op de vloer en bouwden stapje voor stapje de trap op. Niet dat het veel weg had van een trap. De treden en allerlei andere onderdelen ontbraken nog. En ook was 'ie nog niet geverfd. Maar met een beetje fanatasie - en dat heb ik - kon ik er wel een trap in ontdekken.

Na een halve dag sleutelen, zat de trap er eindelijk in. En wat bleek? Hij was zeven centimer te hoog. Nu denk je misschien: wat is nou zeven centimeter? In de bouw is dat veel, heel veel. Daar reken je in millimeters. Dus eigenlijk hebben we het hier over een fout van 70 millimeter. Da's ineens andere koek, niet waar?

Gelukkig zijn er de afgelopen twee jaar al zoveel dingen anders gegaan dan we hadden gepland, dat ik me over dit 'kleine' foutje geen zorgen meer maak. Joop en Sikke doen dat ook niet, want zij werken al jaren in de bouw en kennen deze wetmatigheid dus als de beste.

Vandaar dat ze de trap fluitend weer los maakten, in de kar legden en vrolijk zwaaiend naar huis reden. Waar ze - waarschijnlijk ook weer fluitend - de trap gaan aanpassen, net zolang tot 'ie past, de juiste kleur, traptreden, zijkanten en railingen heeft.

Over een tijdje komen ze de trap dan weer brengen. Helemaal af, en helemaal passend. En ook al past 'ie niet, dan maken ze hem wel passend.

Afzuigkap


Hij hangt, de afzuigkap. Weer iets om blij van te worden. Zeker nu ik weet hoeveel moeite het kostte om dit ding op te hangen. Want zoals bij zoveel spullen in huis geldt ook hiervoor dat het bevestigen ervan eenvoudiger en vanzelfsprekender lijkt dan het is.

Wilfred en zijn vader waren er een dag zoet mee. Na eerst goed te hebben gemeten - meten is weten - hadden ze het gat in het plafond zo gezaagd. Ook nog op de juiste plek. Iets meer tijd hadden ze nodig om te bedenken hoe ze dit 15 kilo zware apparaat aan een kwestbaar gipsplafonnetje gingen ophangen. De oplossing: vastmaken aan de vloer van de eerste verdieping. Die bestaat onder andere uit houten underlaymentplaten.


Dus maakten ze allerlei laagjes hout vast aan die underlaymentplaten. En maakten ze allerlei koofjes van hout daar weer aan vast. Dat herhaalden ze net zolang tot ze een enorme dikke, stevige laag van hout en schroeven hadden (zo stel ik het me tenminste voor). Een laag die zo stevig is, dat je er wel een tractor aan op kan hangen (bij wijze van...). Dat hebben we natuurlijk niet getest. De afzuigkap kan de constructie in elk geval makkelijk aan.



Nu lijkt het misschien alsof dit allemaal heel makkelijk ging. Maar niet dus. De mannen hebben heel wat afgezweet en geschreeuwd (dat lucht zo lekker op) tijdens het ophangproces. Onder andere omdat de bijgeleverde schroefjes helemaal niet in de schroefgaten pasten, en omdat de inbusopening zo klein was, dat je 'm bijna niet kon zien. Om maar wat klein leed te noemen.

Natuurlijk zijn we alle pijn en moeite vergeten nu de afzuiger eenmaal hangt. Zo gaat het met alles. Als het eindresultaat maar goed is. En dat is het.

woensdag, december 12, 2007

Gas, water, licht


Gas, water, licht. Het is zo'n term die je vaak gebruikt, maar waar je nooit echt over nadenkt. Totdat je een veel te hoge rekening van het energiebedrijf krijgt, of gaat verhuizen. In dat laatste geval moet je ineens tig formulieren invullen, meterstanden noteren, oude en nieuwe adressen doorgeven, kiezen uit duizenden kleuren stroom (groen, grijs, geel) en heel vaak bellen met call centra. Zeker als je de hele boel via internet regelt. Hoewel het vast ook wel eens goed gaat, zijn mijn ervaringen niet echt briljant op dit gebied.

Maar als het bij een verhuizing al niet soepel loopt, hoe zou het dan werken bij een nog te bouwen huis? Waar de leidingen dus nog aangelegd moeten worden. Ik vreesde het ergste. En tot nu toe blijkt die vrees gegrond. Komt ie: in augustus zijn we begonnen met het aanvragen van de hele bende en nu, bijna een half jaar later, heb ik nog altijd geen essent of nuonmannetje over de vloer gehad.



En dat terwijl alles voor ze klaar staat: de meterkast is af (die ziet er inmiddels dus anders uit dan op de foto) en ook de buizen waar de gas-, water- en elektriciteitleidingen straks doorheen moeten straks, hebben we al onder het huis door gehaald.

Dat laatste was trouwens een rottig werkje. Eerst een gat graven in de grond, dan door een halve meter dikke geïsoleerde betonvloer heen beuken, om vervolgens vanuit een mini-loopgraaf zittend op je hurken zes plastic buizen van binnen naar buiten proberen te wringen. Die buizen moesten bovendien nog op een bepaalde diepte liggen. Water op één meter, de rest op 50 centimeter onder het maaiveld (leuke term). Na een paar uur pijn lijden, schelden en zweten zat de boel er in. Het grote wachten kon beginnen.



Maar het wachten duurt nog steeds. Ondanks tig telefoontjes naar de installeteur, die de aanvraag voor ons regelt. Ook hij weet niet waarom het allemaal zo lang duurt. Wat hij wel weet, is dat we nog langer moeten wachten. Minstens nog een maand, of drie maanden.

Aangezien ik dat niet zie zitten, heb ik het heft (hoe dat er ook uit ziet) maar in eigen hand genomen. Ik heb het telefoonnummer gekregen van ene meneer De Jong, van de afdelingen Aansluitingen van een energiebedrijf. Hij schijnt degene te zijn die ons gaat redden (hoop ik). Maar helaas, toen ik hem vandaag probeerde te bellen, hoorde ik dat woensdag zijn vrije dag is. En dus wacht ik nog wat langer.

zondag, december 09, 2007

Twee jaar


Vandaag zijn we precies twee jaar eigenaar van dit huis. Op 1 dag na zijn we ook precies twee jaar aan het bouwen. In die tijd is er veel veranderd, om er maar even een cliché bij te halen. Zo bouwden we ons krot om in een droomhuis. En zo zijn Wilfred en ik – ooit een vrolijk, fit en energievol duo – verworden tot twee afgepeigerde zombies (ik overdrijf nooit).

Ik weet nog goed hoe overenthousiast we aan onze eerste klusdag begonnen op zaterdag 10 december 2005. Ik had die nacht amper geslapen en was al ver voordat de wekker ging, wakker; zo veel zin had ik in het klussen. Om de start van de bouw te vieren, dronken we om acht uur 's ochtends klappertandend champagne in de boerderij.

Onze adem zag je opstijgen in de lucht, de wind joeg over het land. IJskoud was het, en tochtig. Dat lag niet zozeer aan de sneeuw, als wel aan het nogal open karakter van het huis op dat moment: een half dak, een betonplaat, anderhalve muur vol scheuren en een stalen casco.


Na het proosten ging ik zo blij als een kind (van een jaar of acht) met de slopershamer aan de slag. We moesten namelijk eerst het huisje naast de boerderij opknappen. Dat zou ons onderkomen worden tijdens de bouw van de boerderij. Als een dolle ging ik te keer. Ik weet nog hoe heerlijk ik het vond. En wat een spierpijn ik de volgende dag had.

Dik drie maanden timmerden we er vrolijk op los. Toen konden we verhuizen en met het echte werk beginnen. Wederom vol enthousiasme tilden we ruim 200 balken, 200 vloerplaten, 200 pakken isolatiemateriaal en minstens negenhonderd gipsplaten naar binnen. Nog altijd even enthousiast haalden we daarna de aannemer binnen, die ons dak en de muren ging bouwen.

Een maand of drie stond onze bouwval in de steigers. Elke dag was er wel iemand aan het timmeren, dakpannen leggen, voegen of restaureren. Zalig was dat, want langzaam zag ik het huis in een huis veranderen (zonder daar zelf ook maar iets voor te hoeven doen).




Ondanks al die vooruitgang begon mijn klusanimo vanaf dat moment langzaam af te nemen. En het verlangen naar rust en privacy toe te nemen. Sindsdien zijn we nooit meer zo enthousiast geweest als in het begin. Zijn de tegenzin, de vermoeidheid en de wallen steeds groter geworden. Nu, twee jaar en weinig klusvrije dagen later, kan je wel raden hoe we ons voelen. En hoe we eruit zien.

Toch is er de laatste tijd iets grappigs aan de hand: het enthousiasme van het eerste uur is een beetje terug. Ik betrap mezelf erop dat ik verlangend uitkijk naar het moment waarop ik mijn vieze overall weer aan mag trekken. Dat ik tijdens het verven weer meezing met liedjes op de radio. En dat ik zelfs op mijn vrije zondag ga klussen.

Ik ruik namelijk het einde. We hoeven ‘nog maar’ 12 ruimtes, enkele tientallen meters plinten, een stuk of wat deurkozijnen en een paar houten vloeren te verven. Dan nog even de trap, het keukenblad en wat glas plaatsen en klaar is de klus. Hoe meer we nu doen, hoe eerder het klaar is. En zo eindigt dit verhaal toch nog positief. En dat is ook wat waard.

zondag, november 25, 2007

Hoe het was




Soms, als ik het bouwen niet meer zie zitten, ga ik foto's kijken. Foto's van hoe het huis er een jaar geleden uitzag. Dat werkt enorm opbeurend. Want dan zie ik wat we al hebben gedaan, niet wat we nog moeten doen.

Neem bovenstaande foto's. Gemaakt in november 2006. Bijna nergens een gipsplaat te bekennen; niet op de wanden, op de plafonds of op de dakplaten. Isolatiemateriaal staat tien pakken hoog opgestapeld. In de woonkamer liggen gereedschap en bouwmateriaal op de vloer in plaats van vloerverwarming en gevlinderd beton.

Er is nog geen loopbrug. Nog geen bad, plint, deurkozijn, tegels, keuken of wc. De stukadoor is nog niet geweest, de vensterbanken ontbreken nog, op de muren zit nog geen likje verf.

Fantastisch om te zien hoeveel verder we één jaar later zijn. Wat we hebben gepresteerd. En dat allemaal omdat we blijven doorzetten, de vaart erin houden, en de moed. Nu klinkt het misschien alsof ons dat heel gemakkelijk afgaat. Niet dus. Vooral het gedeelte met die moed is soms lastig.

Want na bijna twee jaar bouwen zijn we dan wel bijna uitgeklust, maar ook uitgeblust. Onze energievoorraad is zo goed als op. We zien er moe en uitgewoond uit. Met dikke wallen, rood omrande ogen en witte snuitjes. We hebben steeds meer slaap nodig om alles vol te houden, zijn na één biertje al dronken. Onze flexibiliteit en geduld nemen af, net als onze zin om elke vrije dag te klussen.

We snakken naar rust. Naar een echte vakantie, waarin we luieren en over iets anders praten dan offertes, installateurs, deurbeslag en extra dekkende verf.

Maar zover is het niet. Hoewel ons to do-lijstje met de week slinkt, moeten we nog zeker twee tot drie maanden bouwen. Dat betekent dus doorbijten, verstand op nul, knop om en vooral: veel foto's bekijken van hoe het was. Zodat ik zie wat al is gedaan. Niet wat nog moet.

Gehakt en spaanders




De keuken staat op z’n plek. Wat een opluchting is dat.

Ik had me er van tevoren enorm druk om gemaakt. Mijn vriend en zijn vader zouden de keuken zelf monteren. Hoewel ze samen al een heel huis hebben gebouwd, was ik toch een beetje bezorgd of ze dit wel zouden kunnen. Of alle deurtjes en lades niet scheef zouden gaan hangen. Of er geen naden tussen de kastjes zouden ontstaan. Of de vaatwasser wel op de goede plek zou komen.

Het was allemaal drukte om niets, want na twee dagen werken staat de keuken er. Helemaal waterpas, naadloos en op de juiste locatie. Ik kan dus weer rustig slapen.

Had ik gedacht. Want onlangs ontdekte mijn broer Wierd iets vreselijks – relatief gezien. Tijdens een tour door het huis vertelden we enthousiast waar het kookeiland en de rest van de keuken zouden verrijzen. Wierd knikte en wees daarna op de stopcontacten. Of die niet wat laag zaten als ze boven het aanrechtblad moesten uitkomen?

Wilfred dacht van niet, maar pakte voor de zekerheid zijn duimstok. Een beetje bouwvakker heeft die altijd op zak. Met een 96 centimeter hoog aanrecht zouden de stopcontacten op minstens 1 meter van de grond moeten zitten. Dat hadden we ook zo doorgegeven aan de installateur. Maar helaas, na tig keer meten, wees de duimstok niet meer dan 92 centimeter aan. Minstens 8 centimeter te laag.

Hm, weer iets waar ik wakker van kon liggen. Want hoe zouden we dit gaan oplossen? Het aanrechtblad iets lager maken dan gepland? Of de stopcontacten verplaatsen, maar dan zou de muur opnieuw gestuukt en geverfd moeten worden. Wat een gedoe!

Inmiddels hebben Wilfred en zijn vader besloten dat de laatste oplossing de beste is.
Volgens de installateur is het zo gepiept. De oude gaten die overblijven in de muur dekken we af met een roestvrijstalen plaat. Ziet er nog strak uit ook, zegt Wilfred.

Ja, ja. Het zal wel. Ik wil me er niet meer druk om maken. Want straks zit er vast weer iets te laag of te hoog. Gaat er weer iets stuk. Loopt het weer anders dan we hadden gepland. Want hoe gaan we bijvoorbeeld de afzuigkap ophangen in een gipsplafond? Zal de timmerman het aanrechtblad wel goed hebben opgemeten? Gaat de trap wel passen? En al het glas?

Waar gehakt wordt, vallen spaanders, zeggen wij Hollanders toch al jaren? Ik snap precies wat ‘we’ daarmee bedoelen. Nu nog leren het te accepteren.

Schilder



Als ik nu een ander beroep zou moeten kiezen, wist ik het wel: schilder.

Niet dat ik dat vroeger ooit wilde worden. Ik was helemaal niet bedreven in verven. Deed het ook bijna nooit. Hooguit twee keer per jaar een middagje, bij vrienden in hun nieuwe woning. Hoewel ik het heus best netjes deed, zaten er altijd wel een paar druipers op de kozijnen, muur, plinten of mezelf. Zelfs als ik alles had afgeplakt.

Ik wist ook niet goed hoe het werkte, verven. Wanneer moest ik grondverf gebruiken, wanneer lak, wanneer rollers en wanneer een gewone kwast. Hoe vaak moest ik schuren, hoe kreeg ik een schroefgat dicht en waarvoor diende peut eigenlijk? Ik had geen flauw idee. Leuk vond ik het ook niet echt. Ik verheugde me altijd het meest op het bier na afloop van een dagje klussen.

Maar nu - bijna twee jaar later en na honderden meters dakgoot, plint, kozijn en muur in de verf te hebben gezet - is dat allemaal anders. Doe ik nauwelijks onder voor een professionele schilder, al zeg ik het zelf.

Zo weet ik ondertussen welke verf ik op welk soort materiaal moet smeren en in welke volgorde. Heb ik een behoorlijk vaste hand. Drup of mors ik bijna niet meer en gebruik ik nog maar zelden afplaktape. Ook ga ik altijd goed uitgerust op pad: met kneedbaar hout voor gaten, kit voor naden, schuurpapier voor oneffenheden en een doekje voor de enkele keren dat ik wél uitschiet. Natuurlijk ventileer ik altijd. En voor het geval de handen toch vies zijn geworden, staat er een pot 'professional cleaner' op het aanrecht, van Bizon.

Wellicht overdrijf ik een beetje. Maar wedden dat ik een heel eind kom als ik solliciteer voor schilder. Hoewel ze me op één ding zouden kunnen afwijzen: mijn werktenue. Dat houd ik niet schoon, komt er helemaal onder te zitten. Neem mijn overall. Die was ooit rood. Echt waar.

Gelukkig heb ik nog even de tijd om me ook op dit punt te verbeteren, want we zijn nog lang niet uitgeverfd. De plinten, deur- en raamkozijnen op de eerste etage en de begane grond moeten nog gegrond en gelakt, en alle muren nog één keer gelatext.

Alles bij elkaar een maand of twee werk. Daarna durf ik het wel aan. Nu de klant nog.

vrijdag, november 16, 2007

Vloer




Wat leggen we op de vloer? Iedereen die een huis heeft gekocht, moet die vraag een keer beantwoorden. Wij dus ook. En da's geen eenvoudige zaak, kan ik u vertellen. Tegenwoordig is de keuze uit vloerbedekking enorm, zo ontdekten wij al onderzoek doend. Het aanbod varieert van beton, Peruaans eiken, getrommelde kasteelplanken, parket en lekker wollig tapijt tot glad poxy, hip vinyl of met wilde prints bedrukt multiplex. En duizenden soorten laminaat.

Een beetje snelle beslisser weet natuurlijk zó wat 'ie wil. Ik niet. Vandaar dat ik eerst inspiratie ging opdoen. Bladen als VT Wonen's en Eigen Huis & Interieur zijn daar heel geschikt voor. Die knallen zowat uit elkaar van de reclames, tests (fijn woord) en artikelen over vloeren.

Daarna zijn we naar allerlei vloerenwinkels gegaan. Heel leuk is het daar, want ik zag er de meest geweldige materialen. Maar het was ook heel frustrerend, want het spul dat ik wilde hebben, was ook meteen het duurst. Dat hoeft geen probleem te zijn, maar wel als je woonkamer zo'n 180 vierkante meter is. Een Bruynzeelvloertje van Amerikaans grenen - met extra brede planken – doet dan al snel twintigduizend euro. En da’s nog exclusief leggen.

Al vrij vlot kwamen we tot de conclusie dat er voor de woonkamer maar één optie overbleef: een gevlinderde betonvloer. Heel betaalbaar én heel stoer. Bleven over: de gangen en slaapkamers. Na een maand of vier wisten we wat er op de gangen moest komen: grote rechthoekige platen meranti multiplex.

In juni heeft een groep wilde mannen de betonvloer gestort. De merantiplaten liggen er sinds afgelopen woensdag. Tineke en ik hebben ze gelakt; Henk en Wilfred hebben ze gelegd. Het resultaat is geweldig.

Nu alleen de slaapkamers nog. Dat er tapijt moet komen, weten we al. Da's lekker zacht aan je voeten. Maar welk soort? In elk geval niet het spul dat in mijn kamer lag tijdens mijn studietijd. Dat kwam van de Leenbakker, kostte vier of vijf gulden per strekkende meter. Goedkoper was er niet. En dat was ook te merken: na een week was het al een paar meter opgerekt en als ik er een sprintje op trok, stonden mijn voeten ongeveer in de brand, zo synthetisch was het.

Dat was toen. Nu is het tijd voor kwaliteit. Mooi spul. Paradijs onder mijn voeten, jong mos. Dus gingen we naar een designzaak. De enthousiaste eigenaar - die er met zijn zwarte kleren en designbril eerder uitzag als een kunstenaar - liet ons de meest prachtige stalen zien, die in prachtig vormgegeven boeken zaten en van de meeste prachtige kwaliteit en kleuren waren. Precies wat ik wilde!

Na anderhalf uur voelen en knuffelen durfde ik eindelijk de Grote Vraag te stellen: hoe veel kost het? De artistieke man keek ons blij aan, alsof er niets aan de hand was, en zei toen vrolijk: elfhonderd euro per strekkende meter! Voor de vorm hebben we nog wat vragen gesteld en rondgekeken. Toen zijn we snel en teleurgesteld de winkel uitgelopen.

Inmiddels heb ik ontdekt dat er ook nog iets is tussen Kwantum en design - wat tapijt betreft. Tientallen stalen heb ik ervan in huis liggen. Ons testpanel - kat Brokkie en poes Saartje - heeft ze al goedgekeurd. Nu wij nog.

maandag, oktober 29, 2007

Mol

Dit is Wilfred's hand. Hoe hij deze enorme verwonding heeft opgelopen? Dat zit zo.


Voordat we in de boerderij kunnen wonen, moeten we nog aangesloten worden op de riolering. Alleen ligt die er niet. Ook de minstens veertig meter lange en zeventig centimeter diepe greppel waar de riolering in moet komen, ontbreekt nog.

Dat betekent dus graven. Nu is graven in gewone grond niet het vervelendste werk. Wel een beetje zwaar voor je rug, vooral als je niet dagelijks je tuin omspit. Dan is het afbreukrisico letterlijk erg groot. Echt vervelend wordt het als de grond vol ligt met puin. Waar bij elke schep een steen, stuk ijzer of brok beton de doorgang blokkeert. Dat laatste was bij ons natuurlijk het geval.

Al na een paar meter graven was het duidelijk dat wij een vervelende tijd tegemoet gingen, wat graven betreft. Onze tuin bleek niet uit losse, zachte, vriendelijke grond te bestaan. Integendeel. De vorige eigenaren hadden óf geen vuilnisbak óf geen zin in ritjes naar de stort, want al hun afval dumpten ze in de tuin. Van dikke keien (uit de ijstijd), hoefijzers, beschilderde tegels tot rollen prikkeldraad, glas, betumen, oude kranten, (beer)putten, restjes muur, ijzeren staven en stukken touw. Echt, ons lapje grond zit vol geheimen. Een waar goudmijntje, archeologisch gezien.

Allemaal heel fijn, voor die archeologen. Maar niet voor ons, mollen. Wilfred, Jan Bert, Radboud en ik moesten ons een ongeluk beuken om alle rotzooi eruit te krijgen. Jan Bert pakte op een gegeven moment zelfs een moker erbij, terwijl Wilfred zijn toevlucht nam tot de 'trilnaald' oftewel kango. Radboud en ik gebruikten vooral brute kracht en onze handen om de boel af te graven. Het resultaat, na drie dagen bikkelen: een prachtige loopgraaf, een compleet omgeploegde tuin, vier stijve ruggetjes en een stuk of wat ontvelde knokkels.

En dat zal voorlopig nog wel even zo blijven. Want als morgen de riolering erin ligt, moet al het zand weer terug...

vrijdag, oktober 26, 2007

Hij staat, de haard




Hij is er, de open haard. Inclusief omtimmering, tunnel, rookkanaal, rozet, stofzuiger en luchtroosters. Het is een beetje een klein geval. Slechts 1.50 m bij 1.40 hoog. Meer een monster dan een open haard eigenlijk. Maar, zo zegt mijn vriend, 'dat kan de ruimte makkelijk hebben'. En zo is het ook wel.

Jammer dat we hem nog niet mogen gebruiken. Het stucwerk op de omtimmering moet nog drogen. Vier dagen lang. Daarna mag de fik er in. Woensdag kunnen we dus los. Brandhout genoeg; de halve tuin ligt er vol mee. Alle soorten en maten zijn aanwezig: van pallets, oude deuren en steigerplanken tot restjes multiplex, meranti, vuren, grenen, beuken, ocoume, vezelplaat en underlayment. Een tweedehands houthandel is er niets bij.

Afgelopen zomer hebben we een beetje orde in die bende proberen aan te brengen. Wilfred kocht daarom een elektrische kettingzaag. Zo'n machine is echt onontbeerlijk als je een open haard hebt, zei 'ie. Ja, ja. Het is gewoon een goed excuus om eens flink de houthakker uit te hangen. Wat zo'n kachel al niet voor oerdriften oproept. Bij mannen.

Toch had hij wel een beetje gelijk. Want krijg maar eens een pallet, boomstronk of 30 cm dikke balk door midden met een handzaag. Met onze Husqvarna gaat het veel sneller. Een paar middagen hebben we herrie gemaakt met dat ding. Tot grote ergernis van de buren. Het resultaat: voor minstens een half jaar open haard hout, en een bult afvalhout waar de organisator van het paasvuur ons nog jaren dankbaar voor zal zijn.

Want één ding weten we wel, ook al komen we nog maar net kijken in de wereld van de houtkachels: dat je nooit geverfd hout of hout vol spijkers in een open haard moet stoppen. Wilfred's vader wist dat vroeger niet. En dus smeet hij werkelijk alle soorten hout in zijn dure haard. Flink veel ook. Het gevolg: tropische temperaturen in de woonkamer, dagenlang roetwolken boven het dorp en een kapotte kachel. Schade: minimaal 1500 euro.

Dat zal ons niet overkomen. Zeker de komende vier dagen niet. Het enige wat we tot woensdag kunnen doen, is nóg meer hout hakken. En zachte vachtjes inslaan. En liters champagne.

woensdag, oktober 24, 2007

Move that bus!





Soms kijk ik naar 'Extreme Home Makeover'. Een typisch Amerikaanse tv-serie over vaak arme gezinnen die in nogal krotterige huizen wonen en daarom een nieuw huis krijgen. Niet zomaar een huis, maar echte mega-villa's met bioscoop, zwembad, drie woonkamers, professionele keuken en achttien badkamers.

Tikkeltje overdreven wellicht, maar wel fijn voor die mensen. Vooral ook omdat het nieuwe huis er binnen een week (!) staat. Dat is dan weer mogelijk dankzij de hulp van honderden fanatieke vrienden en bouwers die nachten hebben doorgehaald.

Het leukste van elke aflevering is het gedeelte wanneer de bewoners voor het eerst hun nieuwe huis gaan bezoeken. Die woning wordt altijd geblokkeerd door een joekel van een camper. Zo eentje die je alleen in Amerika ziet. Een metertje of twintig is 'ie zeker lang. Om het huis te zien te krijgen, weten de bewoners én het vaak massaal toegestroomde publiek precies wat ze moeten doen: heel hard 'MOVE THAT BUS!' roepen.

Laatst bedacht ik hoe heerlijk het zou zijn om die bus bij ons voor de deur te zien staan. Dat wij een weekje op vakantie mogen, terwijl een ploeg handige klussers de boel gaat afmaken. En dat we bij terugkomst zó in de boerderij kunnen gaan wonen. Fantastisch.

Helaas. Dat zal dus niet gebeuren. We moeten het huis echt zelf afmaken. En zelfs met hulptroepen is de boerderij niet binnen één week klaar. Toch heb ik soms een klein 'move-that-bus-gevoel': als er heel veel mensen tegelijk bij ons aan het klussen zijn bijvoorbeeld. Zoals vandaag.

De oprit is volgepakt met ‘klusbusjes’ en andere bedrijfswagens. In de boerderij staat de radio keihard aan op ‘Radio NL’. Hollandstalige hits dus. Overal waar ik kijk, zie ik mannen werken. Het begint al in de hal. Daar struikel ik zowat over Thomas, één van de tegelzetters. Hij legt tegels op de vloer in de wc.

In de woonkamer sjouwen kerels met pijpen en brandwerende promatect. Ze zijn bezig met de voorbereidingen voor het plaatsen van de open haard. Schoonvader Henk helpt ook mee.

Op de eerste etage zitten Wilfred en een man in pak gehurkt op de loopbrug. Die nette man is een glasdeskundige. Hij gaat een offerte uitbrengen voor al het glas dat we nog nodig hebben: in de douche, in de balustrade, in de hal, in het trappenhuis. Geroutineerd leidt Wilfred hem rond. Dit is namelijk al de vierde glasdesko die langs komt. En hopelijk degene met de beste aanbieding.

Nog een verdieping hoger betegelen tegelzetters Ronald en Kevin al fluitend de badkamer.

Overal is actie. Gebeurt iets. Wordt gewerkt. Ook ik doe mee: ik sta in mijn overall te verven. Zet liters koffie. Smeer broodjes. Bel de installateur om de werkzaamheden voor volgende week door te nemen. Beantwoord vragen van de openhaard-mannen.

Als ik om half vijf de deur van de boerderij op slot doe en naar de plaatselijke kroeg fiets om een biertje te drinken met Henk en Wilfred, denk ik aan ons eigen bus-moment. Aan hoe we over een maand of drie, als alles af is, onze eigen bus - een amper vier meter lange alfa romeo - voor de boerderij gaan zetten. En dan met z'n tweetjes heel hard 'move that bus' gaan roepen!

All-inclusive keuken



De keuken is gearriveerd. Dat wil zeggen: de kasten. Prachtige hoogglans witte ladenkasten. In een vrachtwagen kwamen ze, samen met chauffeur Raymond, tevens eigenaar van de keukenzaak.

Raymond, die wat bleek zag, had er zin in. Hij was vriendelijk, maakte grapjes en vertelde aan één stuk door over zijn zaak (die liep goed, want er waren nog nooit zoveel orders geweest en hij ging een tweede vestiging openen in Utrecht) en de samenwerking met het Deense moederbedrijf. Hoewel het best een interessant verhaal was, raakte ik al snel het spoor bijster - ging hij nou een zaak openen in Kopenhagen?. Dat kwam waarschijnlijk omdat we tijdens het luisteren ook de kastjes moesten sjouwen.

Zelf sjouwen? Ja. Dat zit zo. Als fanatieke doe-het-zelf-klussers hebben wij geen all-inclusive keuken gekocht. Inclusief blad, apparatuur, kranen en spoelbakken. En inclusief montage en installatie. Om geld te besparen, hebben we het doe-het-zelfpakket genomen. Daarbij koop je bij een keukenhandel de kastjes en bij een internetbedrijf de apparatuur, laat je het blad maken bij een timmerman, zet je zelf de kasten op hun plek en laat je een 'mannetje' alles aansluiten. Dat scheelt een boel geld, maar kost een boel tijd. En een hoop zorgen, zo merkte ik die woensdag.

Het begon al bij de bezorging. Die hield op 'bij de drempel', zei Raymond. Dat betekende dat we de kasten zelf naar binnen moesten tillen. Vervolgens gaf hij ons nog een handleiding en wat tips over afstellen van de kastjes en laden ('dit schroefje is voor de horizontale afstelling, dit voor de verticale') en daarna was het afgelopen met de service.

Dit wisten we allemaal wel, maar toch moest ik even slikken. En dan druk ik het nog zachtjes uit. Eigenlijk kreeg ik meer een soort paniekaanval. Hoe zouden we in vredesnaam al die kasten op hun plek krijgen, op dezelfde hoogte en ook nog waterpas? Zou het de timmerman wel lukken het blad passend te krijgen? Zou hij wel op tijd klaar zijn? Wie gaat de waterleiding en de gastoevoer aansluiten? Zou de vaatwasser het wel doen?

Hoe langer ik nadacht, hoe angstiger ik werd. Toen Raymond vrolijk lachend en al toeterend de oprit afreed, moest ik me beheersen niet achter hem aan te rennen. Ik had er ineens heel veel geld voor over om alles aan hem over te laten. Hem die keuken te laten installeren, bij hem alsnog dat peperdure blad te kopen. Ook al zou ik voor alleen het bezorgen ervan al vijfhonderd euro kwijt zijn. Geld speelde geen rol meer, zolang ik maar van de hassle af zou zijn.

Helaas was ik de enige die zo dacht. Mijn vriend trok zijn schouders een beetje op, mompelde wat over 'dat doen we later wel' en ging weer schilderen. Jimmy en Tineke, die ons hielpen klussen, vertelden hoe zij vroeger zelf ook altijd hun keukens hadden geïnstalleerd. Mijn schoonvader Henk hoorde ik zelfs zeggen 'dat het monteren een eitje was, zolang je er maar even rustig voor ging zitten'.

Tegen zoveel positiviteit kon ik niet op. Daarom besloot ik die avond me niet meer druk te maken over de keuken. En nam ik me voor de volgende keer, als we ooit weer zouden verhuizen, het all-inclusive pakket te nemen.

zondag, oktober 14, 2007

Sneu (of stom)


Sneu. Of stom. Ik weet nog niet hoe ik het moet noemen. Het zit zo. Simon de Spacker heeft afgelopen week alle plafonds en schuine wanden prachtig wit gespackt. Alles ziet er mooi uit, lekker strak. Helemaal super.

Op één ding na. Bij het verwijderen van het afplakplakband van de stalen flenzen, is ook de verf meegekomen die we er kort geleden op hadden aangebracht. Twee lagen verf, zo, in één keer eraf, hup. Vreselijk.

Al het staal dat aan de plafonds grenst, wilden we voor de komst van Simon de Spacker geverfd hebben. Zodat we na afloop niet meer met de grijze metallic verf in de buurt hoefden te komen van dat spierwitte plafond (want juist dan schiet je uit).

Vandaar dat ik de afgelopen weken bijna niets anders heb gedaan dan verven. Hoe dichter de deadline naderde, hoe fanatieker ik werd. Vrijdagavond, zaterdag, zondag én maandag verfde ik. Toen pas zaten alle flenzen twee keer in de metallic-lak. Precies op tijd, want dinsdag kwam Simon. Ik was kapot, viel op mijn werk bijna in slaap achter de computer, maar wat maakte het uit: de klus zat erop.

Groot was dus de schok toen ik donderdag - nadat Simon was vertrokken - de flenzen zag: die waren niet langer stoer metallic-kleurig, maar zaten vol rode gaten vanwege de afgebladderde verf. Ik was enorm teleurgesteld. En boos. In eerste instantie op Simon. Had hij niet wat voorzichtiger kunnen doen? De tape losser kunnen aanbrengen bijvoorbeeld, of rustiger eraf trekken.

Daarna was ik vooral boos op mezelf. Want het lag natuurlijk niet aan Simon. Hoe mooi dat ook geweest zou zijn. Het lag aan mezelf. Ik had de flenzen niet goed bewerkt van tevoren. Alleen wat licht geschuurd en met water schoongemaakt. Een methode die bij hout goed werkt. Maar bij staal dus niet.

Blijkbaar had ik het staal eerst in de primer moeten zetten of een ander goedje dat veel beter hecht. Whatever. Als ik maar iets had gedaan waardoor die verflagen nu nog op die balken hadden gezeten. In plaats van op de grond. Nu kost het me dagen om alles weer te repareren. Sneu. En stom.

Soms vragen mensen of we tegenslagen hebben (gehad) tijdens de bouw. Tot nu toe zei ik altijd nee. Die zere rug, scheve muur en lekkage waren niet leuk, maar het kon altijd erger. Met dit verfincident is het anders. Zo vlak voor de eindstreep, na zoveel moeite. Ja, dat noem ik wel een tegenslag. Een kleine, maar toch.

Simon de Spacker




Een goede vriendin is twee maanden geleden bevallen van een lieve baby: Simon. Het ventje meet amper 60 centimeter en kan heel hard huilen (schijnt). De man die afgelopen week onze plafonds 'spackte', is ook een Simon. Maar dan een heel grote. Een meter of twee is 'ie zeker.

Deze Simon kan heel hard werken, zo bleek. In een flinke middag had hij alle wanden, ramen en stalen flenzen afgeplakt met papier en plastic (waardoor ons huis wel een spookhuis leek, of een soort kunstobject). Echt, ik heb iemand nog nooit zo snel een muur zien afplakken. Hij doet zeker vijf meter in een seconde. En nog recht ook. Respect.

Dat afplakken van alles wat niet gespackt moet worden, is trouwens wel handig. Want het is nogal hardnekkig spul. De verfpotten en kwasten, die ik was vergeten af te dekken, zijn nu helemaal wit gespikkeld. Dat geldt ook voor de eens rode radio van Simon. En je krijgt het er dus niet meer af.

Voor het verven van alle plafonds had hij een dag nodig. Dat komt omdat hij het met een spuit doet. Een kwast komt er tegenwoordig niet meer aan te pas. Nog eens acht uur later had 'ie alle plafonds en schuine wanden voorzien van een laagje spack: dat is een mengelmoes van gips en latex die onder hoge druk wordt aangebracht, wederom met een spuit.

Simon kan je er wel bij hebben dus. Simon met zijn grijze krullen. En rollen tape in zijn mond. Die veel lacht. Zijn lunchmateriaal - broodjes, fles water en thermos koffie - in een plastic zak vervoert. Kort pauzeert. Wederom van Hollandstalige hits houdt. De vloer aanveegt na gedane zaken. En vooral: spackt als een dolle. Want ze zijn mooi geworden, onze plafonds. Strak en wit.

Een perfect rollmodel dus, voor de kleine Simon.

zondag, oktober 07, 2007

Echte bouwvakkers




Dit zijn ze, de stukadoors die alle naden en schroefgaten in ons huis hebben dichtgesmeerd. Leuke lui. Echte bouwvakkers ook. In de afgelopen twintig maanden heb ik er zoveel ontmoet - minstens 75 - dat ik mezelf met trots een kenner kan noemen. Zo weet ik inmiddels dat bouwvakkers doorgaans een paar dingen gemeen hebben: ze houden van Nederlandstalige muziek, koffie, structuur en traditionele rolpatronen. En zijn vriendelijk. Een voorbeeld.

De stukadoors in spijkerbroek, Herman en Ype, waren hier tien dagen. Al die tijd hielden ze er een strak ritme op na. Iedere ochtend om twintig over zeven parkeerden ze hun auto bij ons op de oprit. Telkens op dezelfde plek. Daarna lazen ze tien minuten de krant, in de auto. Met een kopje koffie erbij.

Om stipt half acht gingen ze aan het werk. Als eerste zetten ze de radio aan. Altijd op dezelfde zender. Hoe 'ie heet, weet ik niet, maar ze draaien er onafgebroken Hollandstalige 'schlagers' die de liefde of het gebrek eraan bezingen. Om tien uur pauzeerden ze met koffie en broodjes. Om kwart over twaalf was het lunchtijd (een half uur) en om drie uur precies reden ze weer weg.

(Dat laatste lukte trouwens niet altijd. Want de accu van hun auto was nogal eens stuk. Aangezien ze geen anwb-abonnement hebben, vroegen ze een keer of ik wilde helpen duwen. Dat wilde ik wel. Herman stuurde, Ype en ik deden het zware werk. Met succes, want na een meter of vijftig rollen, sloeg de motor aan. En konden ze alsnog naar huis.)

Meneer Spoelstra - de man in de witte overall - is ook het type 'echte bouwvakker'. Hij kwam afgelopen woensdag voor een specifiek klusje: het uitvlakken van de badkamerwanden. De tegelzetters hadden ontdekt dat ze niet waterpas zijn. Meneer Spoelstra moest de boel dus weer recht maken, met 'cementgebonden materiaal'.

Tijdens de twee uurtjes die hij voor dit werk nodig had, vertelde meneer Spoelstra dat hij nog 33 dagen moest werken. Daarna ging hij met pensioen. Hij had dan 45 jaar gewerkt. Eerst als timmerman, daarna als stukadoor. Met veel plezier. Maar hij was wel blij dat 'ie straks vrij was. Dan kon hij zijn kinderen helpen met verbouwen, kasten timmeren, dat soort dingen. 'En leuke dingen doen met uw vrouw?', vroeg ik hem. Hij moest hard lachen. 'Samen stofzuigen, ramen lappen en piepers schillen zeker?', zei hij spottend. 'Echt niet, kom op zeg.'

Ik had het kunnen weten.