zondag, december 16, 2007

Trap


Ra, ra, wat is dit? Een kar vol oud ijzer? Nee, een kar vol trap. Onze trap, wel te verstaan. Die nog niet helemaal af is...


Kijk, het zit zo. Joop en Sikke maken onze trap. Dat doen ze ergens in een fabriek of loods, met behulp van een ingewikkelde bouwtekening. Die tekening had nog heel wat 'voeten in de aarde' (hoewel er op die hele tekening geen voeten of aarde te zien zijn).

Eerst moest de tekening worden aangepast omdat de trapopgang niet voldeed aan de brandveiligheidseisen: van de brandweer mag de afstand tussen de trapopgang en de voordeur/de hoofdslaapkamer niet meer dan vijftien meter zijn. Ja, je moet het maar weten. Daarna klopte de maatvoering niet, en daarna bleek 'ie niet gedetailleerd genoeg. En dus moest er een nóg een tekening komen.

Gewapend met twee tekeningen in de hand zijn Joop en Sikke aan de slag gegaan. Na een tijdje lassen, slijpen, rekenen en nadenken waren de broers afgelopen zaterdag klaar om de trap te komen passen. Alsof het een bruidsjurk is: even kijken of alles past, of het huis niet dikker dan wel dunner is geworden. Dat soort dingen.

En dus kwamen ze met een kar vol genummerd staal aanrijden. Ze stalden alle onderdelen uit op de vloer en bouwden stapje voor stapje de trap op. Niet dat het veel weg had van een trap. De treden en allerlei andere onderdelen ontbraken nog. En ook was 'ie nog niet geverfd. Maar met een beetje fanatasie - en dat heb ik - kon ik er wel een trap in ontdekken.

Na een halve dag sleutelen, zat de trap er eindelijk in. En wat bleek? Hij was zeven centimer te hoog. Nu denk je misschien: wat is nou zeven centimeter? In de bouw is dat veel, heel veel. Daar reken je in millimeters. Dus eigenlijk hebben we het hier over een fout van 70 millimeter. Da's ineens andere koek, niet waar?

Gelukkig zijn er de afgelopen twee jaar al zoveel dingen anders gegaan dan we hadden gepland, dat ik me over dit 'kleine' foutje geen zorgen meer maak. Joop en Sikke doen dat ook niet, want zij werken al jaren in de bouw en kennen deze wetmatigheid dus als de beste.

Vandaar dat ze de trap fluitend weer los maakten, in de kar legden en vrolijk zwaaiend naar huis reden. Waar ze - waarschijnlijk ook weer fluitend - de trap gaan aanpassen, net zolang tot 'ie past, de juiste kleur, traptreden, zijkanten en railingen heeft.

Over een tijdje komen ze de trap dan weer brengen. Helemaal af, en helemaal passend. En ook al past 'ie niet, dan maken ze hem wel passend.

Afzuigkap


Hij hangt, de afzuigkap. Weer iets om blij van te worden. Zeker nu ik weet hoeveel moeite het kostte om dit ding op te hangen. Want zoals bij zoveel spullen in huis geldt ook hiervoor dat het bevestigen ervan eenvoudiger en vanzelfsprekender lijkt dan het is.

Wilfred en zijn vader waren er een dag zoet mee. Na eerst goed te hebben gemeten - meten is weten - hadden ze het gat in het plafond zo gezaagd. Ook nog op de juiste plek. Iets meer tijd hadden ze nodig om te bedenken hoe ze dit 15 kilo zware apparaat aan een kwestbaar gipsplafonnetje gingen ophangen. De oplossing: vastmaken aan de vloer van de eerste verdieping. Die bestaat onder andere uit houten underlaymentplaten.


Dus maakten ze allerlei laagjes hout vast aan die underlaymentplaten. En maakten ze allerlei koofjes van hout daar weer aan vast. Dat herhaalden ze net zolang tot ze een enorme dikke, stevige laag van hout en schroeven hadden (zo stel ik het me tenminste voor). Een laag die zo stevig is, dat je er wel een tractor aan op kan hangen (bij wijze van...). Dat hebben we natuurlijk niet getest. De afzuigkap kan de constructie in elk geval makkelijk aan.



Nu lijkt het misschien alsof dit allemaal heel makkelijk ging. Maar niet dus. De mannen hebben heel wat afgezweet en geschreeuwd (dat lucht zo lekker op) tijdens het ophangproces. Onder andere omdat de bijgeleverde schroefjes helemaal niet in de schroefgaten pasten, en omdat de inbusopening zo klein was, dat je 'm bijna niet kon zien. Om maar wat klein leed te noemen.

Natuurlijk zijn we alle pijn en moeite vergeten nu de afzuiger eenmaal hangt. Zo gaat het met alles. Als het eindresultaat maar goed is. En dat is het.

woensdag, december 12, 2007

Gas, water, licht


Gas, water, licht. Het is zo'n term die je vaak gebruikt, maar waar je nooit echt over nadenkt. Totdat je een veel te hoge rekening van het energiebedrijf krijgt, of gaat verhuizen. In dat laatste geval moet je ineens tig formulieren invullen, meterstanden noteren, oude en nieuwe adressen doorgeven, kiezen uit duizenden kleuren stroom (groen, grijs, geel) en heel vaak bellen met call centra. Zeker als je de hele boel via internet regelt. Hoewel het vast ook wel eens goed gaat, zijn mijn ervaringen niet echt briljant op dit gebied.

Maar als het bij een verhuizing al niet soepel loopt, hoe zou het dan werken bij een nog te bouwen huis? Waar de leidingen dus nog aangelegd moeten worden. Ik vreesde het ergste. En tot nu toe blijkt die vrees gegrond. Komt ie: in augustus zijn we begonnen met het aanvragen van de hele bende en nu, bijna een half jaar later, heb ik nog altijd geen essent of nuonmannetje over de vloer gehad.



En dat terwijl alles voor ze klaar staat: de meterkast is af (die ziet er inmiddels dus anders uit dan op de foto) en ook de buizen waar de gas-, water- en elektriciteitleidingen straks doorheen moeten straks, hebben we al onder het huis door gehaald.

Dat laatste was trouwens een rottig werkje. Eerst een gat graven in de grond, dan door een halve meter dikke geïsoleerde betonvloer heen beuken, om vervolgens vanuit een mini-loopgraaf zittend op je hurken zes plastic buizen van binnen naar buiten proberen te wringen. Die buizen moesten bovendien nog op een bepaalde diepte liggen. Water op één meter, de rest op 50 centimeter onder het maaiveld (leuke term). Na een paar uur pijn lijden, schelden en zweten zat de boel er in. Het grote wachten kon beginnen.



Maar het wachten duurt nog steeds. Ondanks tig telefoontjes naar de installeteur, die de aanvraag voor ons regelt. Ook hij weet niet waarom het allemaal zo lang duurt. Wat hij wel weet, is dat we nog langer moeten wachten. Minstens nog een maand, of drie maanden.

Aangezien ik dat niet zie zitten, heb ik het heft (hoe dat er ook uit ziet) maar in eigen hand genomen. Ik heb het telefoonnummer gekregen van ene meneer De Jong, van de afdelingen Aansluitingen van een energiebedrijf. Hij schijnt degene te zijn die ons gaat redden (hoop ik). Maar helaas, toen ik hem vandaag probeerde te bellen, hoorde ik dat woensdag zijn vrije dag is. En dus wacht ik nog wat langer.

zondag, december 09, 2007

Twee jaar


Vandaag zijn we precies twee jaar eigenaar van dit huis. Op 1 dag na zijn we ook precies twee jaar aan het bouwen. In die tijd is er veel veranderd, om er maar even een cliché bij te halen. Zo bouwden we ons krot om in een droomhuis. En zo zijn Wilfred en ik – ooit een vrolijk, fit en energievol duo – verworden tot twee afgepeigerde zombies (ik overdrijf nooit).

Ik weet nog goed hoe overenthousiast we aan onze eerste klusdag begonnen op zaterdag 10 december 2005. Ik had die nacht amper geslapen en was al ver voordat de wekker ging, wakker; zo veel zin had ik in het klussen. Om de start van de bouw te vieren, dronken we om acht uur 's ochtends klappertandend champagne in de boerderij.

Onze adem zag je opstijgen in de lucht, de wind joeg over het land. IJskoud was het, en tochtig. Dat lag niet zozeer aan de sneeuw, als wel aan het nogal open karakter van het huis op dat moment: een half dak, een betonplaat, anderhalve muur vol scheuren en een stalen casco.


Na het proosten ging ik zo blij als een kind (van een jaar of acht) met de slopershamer aan de slag. We moesten namelijk eerst het huisje naast de boerderij opknappen. Dat zou ons onderkomen worden tijdens de bouw van de boerderij. Als een dolle ging ik te keer. Ik weet nog hoe heerlijk ik het vond. En wat een spierpijn ik de volgende dag had.

Dik drie maanden timmerden we er vrolijk op los. Toen konden we verhuizen en met het echte werk beginnen. Wederom vol enthousiasme tilden we ruim 200 balken, 200 vloerplaten, 200 pakken isolatiemateriaal en minstens negenhonderd gipsplaten naar binnen. Nog altijd even enthousiast haalden we daarna de aannemer binnen, die ons dak en de muren ging bouwen.

Een maand of drie stond onze bouwval in de steigers. Elke dag was er wel iemand aan het timmeren, dakpannen leggen, voegen of restaureren. Zalig was dat, want langzaam zag ik het huis in een huis veranderen (zonder daar zelf ook maar iets voor te hoeven doen).




Ondanks al die vooruitgang begon mijn klusanimo vanaf dat moment langzaam af te nemen. En het verlangen naar rust en privacy toe te nemen. Sindsdien zijn we nooit meer zo enthousiast geweest als in het begin. Zijn de tegenzin, de vermoeidheid en de wallen steeds groter geworden. Nu, twee jaar en weinig klusvrije dagen later, kan je wel raden hoe we ons voelen. En hoe we eruit zien.

Toch is er de laatste tijd iets grappigs aan de hand: het enthousiasme van het eerste uur is een beetje terug. Ik betrap mezelf erop dat ik verlangend uitkijk naar het moment waarop ik mijn vieze overall weer aan mag trekken. Dat ik tijdens het verven weer meezing met liedjes op de radio. En dat ik zelfs op mijn vrije zondag ga klussen.

Ik ruik namelijk het einde. We hoeven ‘nog maar’ 12 ruimtes, enkele tientallen meters plinten, een stuk of wat deurkozijnen en een paar houten vloeren te verven. Dan nog even de trap, het keukenblad en wat glas plaatsen en klaar is de klus. Hoe meer we nu doen, hoe eerder het klaar is. En zo eindigt dit verhaal toch nog positief. En dat is ook wat waard.